Het einde van De Trainingsachtbaan
Het einde van De Trainingsachtbaan is niet in iedere training hetzelfde. In dit artikel laat ik zien hoe je met de laatste drie onderdelen van De Trainingsachtbaan kunt variëren. Zo kun je het einde van De Trainingsachtbaan afstemmen op het onderwerp en het doel van de training en op de doelgroep waar je mee werkt.
Over de looping, midden in De Trainingsachtbaan, is weinig discussie. Vrijwel iedere trainer ziet in dat het nuttig is om leerstof in loopings aan te bieden. Voor wie het model niet paraat heeft, geef ik hier nog even het plaatje. De looping wordt gevormd door de onderdelen:
3. uitleggen en voordoen,
4. verwerken en oefenen,
5. feedback en reflectie.
De looping kun je in een training meerdere keren herhalen. Iedere volgende looping is een vervolg op- of verdieping van de vorige looping. Maar wat doe je ná die loopings?
Wat doe je ná de loopings?
Wat je na de loopings doet, is niet in iedere training hetzelfde. Het verschilt dus per training wat je doet met de combinatieoefening, het implementatieplan en de toepassingsopdrachten.
6. Combinatieoefening
Als de deelnemers een aantal loopings hebben gehad, wordt het tijd voor een combinatieoefening waarin een aantal eerder geleerde onderdelen samenkomen. Andere kenmerken van de combinatieoefening zijn dat deze oefening zo realistisch mogelijk is en dat je geen nieuwe theorie meer aanbiedt bij deze oefening.
7. Implementatieplan
Het implementatieplan is een persoonlijk actieplan dat de deelnemers aan het einde van de training schrijven. Ze beschrijven wat ze gaan toepassen in de praktijk, waarom ze dat belangrijk vinden en hoe ze dat willen aanpakken.
8. Toepassing
In de praktijk passen de deelnemers toe wat ze geleerd hebben. Ze voeren de acties van hun implementatieplan uit of ze krijgen toepassingsopdrachten van de trainer.
Voor meer informatie over het model kun je ook op de website van De Trainingsachtbaan kijken.
Aandachtspunten voor het einde van De Trainingsachtbaan
Een combinatieoefening hoeft niet altijd!
In de volgende soorten trainingen gebruik je meestal geen combinatieoefeningen.
- Korte workshops. Als er weinig te combineren valt en als je maar weinig tijd hebt, kun je de combinatieoefening in een workshop achterwege laten.
- Eenvoudig toepasbare onderwerpen. Meestal komen zulke onderwerpen in korte workshops aan bod. Bijvoorbeeld praktische tips die de deelnemers na één keer oefenen (dus na één looping) prima zelf kunnen toepassen.
- Containertrainingen. Dit zijn trainingen waarin de deelnemers allerlei praktische tips krijgen waaruit ze kunnen kiezen. Ze hoeven niet alles toe te passen, dus is een combinatieoefening niet zinvol.
- Langdurige leertrajecten. In langdurige leertrajecten met veel toepassingsopdrachten oefen je in de trainingsbijeenkomsten alleen de meest complexe vaardigheden in combinatieoefeningen. De meeste vaardigheden oefenen de deelnemers via toepassingsopdrachten waar we iedere bijeenkomst op terug komen.
Soms geef je het implementatieplan wat extra aandacht
In de eerder genoemde containertrainingen sla je de combinatieoefening vaak over, maar besteed je wel extra aandacht aan het implementatieplan. Juist bij deze trainingen is het belangrijk dat de deelnemers zelf een persoonlijk plan maken voor de toepassing. Ze schrijven als het ware hun eigen toepassingsopdracht. Bij mijn timemanagementtrainingen begon iedere volgende bijeenkomst ook altijd met een terugblik op het implementatieplan.
In het algemeen kun je stellen dat het implementatieplan belangrijker wordt als het trainingsonderwerp persoonlijker is en de deelnemers meer vrijheid hebben in de manier waarop ze het geleerde toepassen.
Soms geef je het implementatieplan wat minder aandacht
In trainingen waarin de toepassingsopdrachten heel duidelijk zijn, besteed ik minder aandacht aan het implementatieplan. Als ik trainers leer hoe ze een training kunnen ontwerpen, is het logisch dat ze mij als toepassingsopdracht stukken van hun ontwerp opsturen. Deze training heeft een heel concreet eindproduct. Dat geldt ook voor veel andere schrijftrainingen of voor trainingen waarin de deelnemers met een specifieke methode leren werken. Bij zulke trainingen kun je het beste veel energie stoppen in het ontwerpen van nuttige toepassingsopdrachten.
Variëren met toepassingsopdrachten
Welke toepassingsopdrachten je ontwerpt, is uiteraard sterk afhankelijk van het onderwerp en het doel van de training. De kans van slagen is het grootst bij nuttige opdrachten die logisch volgen uit de training, die een deadline hebben die realistisch is en waar je als trainer ook weer feedback op geeft. Ideaal zijn opdrachten waarin de deelnemers de gedragsdoelen van de training laten zien. Meer over de gedragsdoelen lees je in hoofdstuk 3 en 4 van De Trainingsachtbaan.
Vroeger dacht ik dat de toepassing de eigen verantwoordelijkheid van de deelnemers was. Dat is natuurlijk ook waar, maar toch ben ik daarop terug gekomen. Ik heb geen controle over de toepassing, maar wel invloed. De kans op succesvolle toepassing wordt groter als de trainer duidelijke toepassingsopdrachten ontwerpt. Nieuw gedrag is voor deelnemers altijd spannend en een beetje extrinsieke motivatie, in de vorm van een opdracht om de deelnemers over de drempel te helpen, vergroot het leerresultaat.
Een methode is een hulpmiddel, geen keurslijf!
De Trainingsachtbaan is een methode die je helpt om goede trainingen te ontwerpen en uit te voeren. Het bovenstaande laat zien dat een methode nooit belangrijker is dan het doel dat je wilt bereiken. Je kunt dus variëren – gebaseerd op je doelen – met het einde van De Trainingsachtbaan.
Werk jij met De Trainingsachtbaan en gebruik jij nog andere variaties op het model? Laat het weten in een reactie hieronder.
Heb je De Trainingsachtbaan nog niet, dan kun je het boek via onderstaande knop bestellen.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!