Pas op met complimenten in trainingen

Pas op met complimenten in trainingen.

Het was de laatste trainingsdag van een incompany train-de-trainer. De deelnemers zouden op deze dag ieder een minitraining verzorgen. Na één van de minitrainingen gaf iemand uit de groep feedback aan zijn collega die de minitraining gaf:

“Jij hebt echt de gave om mensen te boeien. Zoals jij daar staat, dingen uitlegt en vragen stelt. Echt een natuurtalent!”

Wauw… wat een compliment! Heerlijk om te horen. En toch was dit het moment dat ik hem onderbrak en voor de groep stapte om ‘feedback op de feedback’ te geven.

Ik heb deze deelnemer eerst ‘ontschuldigd’. Ik zag en hoorde zijn enthousiasme en zijn bedoeling om zijn collega te bevestigen. Fantastisch! Ik zou willen dat alle collega’s zo met elkaar omgaan.

Daarna volgde een gesprek over deze vorm van feedback en de effecten daarvan. De kern van dit gesprek wil ik hier met je delen. Omdat ik ervan overtuigd ben dat jij daar als trainer ook wat aan hebt.

Om meteen maar met de deur in huis te vallen: In een training geef je géén feedback op karakter, maar op veranderbaar gedrag.

Daarom kun je beter niet de woorden ‘gave’ en ‘natuurtalent’ gebruiken als je iemand een compliment wilt geven. Zulke woorden, hoe positief bedoeld ook, hebben in een training een aantal mogelijke negatieve effecten:

  1. Dit compliment doet geen recht aan de inspanning van de deelnemer. Met een gave of natuurtalent word je geboren. De deelnemer uit het verhaal had echter geoefend met zijn gedrag.
  2. Dit compliment is vaag. Er werd namelijk vooral een effect en een oordeel benoemd, maar niet het concrete gedrag dat de trainer liet zien. Het was dus niet duidelijk wat die trainer nu precies goed deed.
  3. Zulke bewonderende complimenten van deelnemers aan elkaar bevatten soms een onuitgesproken zelfbeoordeling. Een deelnemer zegt of denkt er achteraan: “Ik heb die gave niet, mij gaat dat nooit lukken.” En misschien wel: “Ik hoef daar dus ook niet in te oefenen.” 

Pas dus op met het geven van zulke ‘karaktercomplimenten’ in een training.

Maar complimenten zijn toch heel belangrijk?

Jazeker! Complimenten zijn meestal fijn om te horen en dragen bij aan de sfeer. En buiten de oefeningen om komt de verwoording ook iets minder krap, is mijn ervaring.

Als je complimenten wil geven bij oefeningen tijdens je training, kun je dit doen met behulp van de feedbackregels. Probeer je complimenten eens om te bouwen!

  1. Beschrijf waarneembaar gedrag. Want gedrag kun je oefenen. “Tijdens jouw uitleg stelde je steeds vragen aan de groep. Je vatte de antwoorden samen en verbond die antwoorden met de theorie die je uitlegde. Ook zag ik dat je iedereen aankeek en met handgebaren uitnodigde om te reageren.”
  2. Beschrijf het effect van dat gedrag. “Iedereen keek en luisterde naar jou. Verschillende mensen stelden vragen of gaven antwoorden. Het lukte je om iedereen betrokken te houden.”
  3. Geef eventueel nog je mening of oordeel. “Ik vond dat echt fantastisch om te zien.”

Doe je dit in een training, dan is mijn ervaring dat dit bijdraagt aan de veiligheid. Want het gaat dan niet over de vraag of je ‘goed’ of ‘fout’ bent of doet. Het gaat ‘slechts’ over gedrag, en dat kun je veranderen.

Een tweede positieve effect is dat nabesprekingen van oefeningen voor iedereen leerzaam worden. Want iedere deelnemer kan uit de feedback die een ander krijgt, ook weer tips halen voor zichzelf!

Hoe doe je dat dan als je deelnemers elkaar feedback laat geven?

Een handig hulpmiddel daarbij is een feedbackbriefje met schrijfruimte. Op zo’n briefje kun je een aantal concrete vragen zetten. Je kunt op dit briefje ook de checklist zetten waarmee de deelnemers oefenen. Want daar richt je de feedback vooral op.

Wil je nog meer leren over feedback geven in trainingen?

In de Trainersopleiding oefen je in het geven van zuivere en leer-bevorderende feedback. Je ontdekt hoe je dit kunt doen op een manier die maximaal bijdraagt aan het leerrendement en de veiligheid in jouw training.

Ook in de tweedaagse verdiepingstraining Rollenspellen ontwerpen en begeleiden oefen je in het geven van effectieve feedback.

Oefenen hoeft niet authentiek te voelen

Als jij vaardigheden traint, herken je waarschijnlijk dat jouw deelnemers soms moeite hebben met de technieken die je aanbiedt. Vooral bij gesprekstechnieken zul je dat wel eens merken.

Je kunt dan reacties krijgen die in de richting van ‘weerstand’ gaan. Bijvoorbeeld:

  • Zonder die technieken verlopen mijn gesprekken veel beter.
  • Dit gesprek voelde voor mij heel kunstmatig, heel onnatuurlijk. 

Uiteraard is het op zo’n moment goed om even te checken of het gedrag dat je van deelnemers vraagt wel aansluit bij hun waarden. Maar meestal zit het probleem niet zo diep. Jouw deelnemers laten soms al jaren hetzelfde gedrag zien. De denkfout die dan al snel gemaakt wordt, is dat dit oude gedrag authentiek is. Dat het past bij wie je als mens bent. En een tweede denkfout is dat alles wat nog wat moeizaam en heel bewust gaat, meteen ook niet authentiek en onnatuurlijk is.

Het kan echter best zo zijn dat nieuw gedrag uiteindelijk beter bij iemand past dan het oude gemakkelijke gedrag dat zo authentiek aanvoelt!

Toen ik de techniek ‘Reflectief Luisteren’ leerde, moest ik dit in het begin heel bewust oefenen. Dat was echt lastig. Maar deze techniek sloot wel veel beter aan bij wie ik als mens wilde zijn, dan de geautomatiseerde gesprekstechnieken die ik tot dat moment gebruikte.

Hoe kun je in jouw training omgaan met mensen die nieuwe technieken onnatuurlijk vinden? Mijn tips kun je samenvatten in één korte zin: normaliseer de kunstmatigheid! Oefenen in een training hoeft niet authentiek te voelen, als je de oefeningen maar veilig maakt.

  1. Vertel je deelnemers dat ze een nieuwe techniek gaan leren en dat dat niet authentiek hoeft te voelen. Het is heel normaal dat hun gesprekken hierdoor in het begin meer inspanning kosten en misschien wel minder natuurlijk verlopen.
  2. Laat je deelnemers in het begin ‘onnatuurlijk eenvoudig’ oefenen. Ik zeg soms letterlijk “Probeer er geen natuurlijk gesprek van te maken, want dat hoeft nog niet’. Het gaat er nu om dat je de techniek onder de knie krijgt.”
  3. Hou de oefeningen eenvoudig. Oefen niet meteen realistische, complete en complexe gesprekken. Dat komt later wel, in de combinatieoefening. Als de technieken wat meer vertrouwd zijn geworden, kun je de situatie wat realistischer maken.
  4. Laat de deelnemers met de checklist in de hand oefenen. En geef hen de ruimte om de oefening te onderbreken en even op de checklist te kijken. Normaliseer het ‘bewust’ oefenen van de techniek.

Oefenen in een training hoeft niet authentiek te voelen. Als je de oefeningen maar wel zo veilig mogelijk maakt.

Ik hoop dat je met deze inspiratiesnack je deelnemers nog beter over de oefendrempel kunt helpen.

In de trainersopleiding leer je het trainersvak. Dit is een NOBTRA-erkende opleiding tot trainer.

In de training ‘rollenspellen ontwerpen en begeleiden‘ leer je communicatieoefeningen ontwerpen en uitvoeren.

Zo maak je oefeningen in een training korter

Kosten de oefeningen in jouw trainingen soms ook zo enorm veel tijd?

Lukt het je soms ook niet om alle deelnemers te laten oefenen binnen de tijd die je beschikbaar hebt?

Duren die feedbackgesprekken na afloop van een oefening bij jou ook langer dan de oefeningen zelf?

Herken je dat? Dan ben je niet de enige. Ik zie veel communicatietrainers worstelen met de uitdaging om het leerrendement binnen de beschikbare tijd zo hoog mogelijk te maken.

Zo maak je oefeningen in een training korter, terwijl er optimaal geleerd wordt.

1. Oefen alleen wat echt geoefend moet worden
Een open deur, maar toch. Waarom zou je de deelnemers laten oefenen met iets dat ze al beheersen? Of waarom zou je de deelnemers laten oefenen met vaardigheden die ze in de praktijk toch nooit zullen toepassen? Of waarom zou je deelnemers een volledig gesprek laten oefenen als je ze wil laten oefenen met een bepaalde vraagtechniek?

2. Kom direct to-the-point
De oefeningen in mijn trainingen zijn meestal niet langer dan vijf minuten. Maak een slim ontwerp voor je oefeningen, zodat de deelnemer binnen die korte tijd meteen kan oefenen. Het (on)gewenste gedrag is dan meteen zichtbaar. Liever twee oefeningen van vijf minuten dan één oefening van tien minuten.

Ik gebruik graag de hoefijzeroefening. De deelnemers oefenen vanaf hun eigen plaats in de kring op de acteur of trainer. Niet langer dan één minuut, gericht op één techniek en met beknopte feedback.

3. Oefen zoveel mogelijk in subgroepen
Als je laat oefenen in subgroepen, kun je in dezelfde tijd vaak meer leerrendement bereiken. En de deelnemers ervaren dit meestal als veiliger. Maak van het ‘voor de groep oefenen’ de uitzondering.

Een vorm die ik graag gebruik is het circuit. De deelnemers oefenen twee minuten in tweetallen, krijgen één minuut voor de feedback en daarna schuift de helft van de groep door naar de volgende gesprekspartner.

Ik hoor van trainers soms dat ze het oefenen in subgroepen liever niet doen, omdat ze graag goede feedback willen geven en zich afvragen of dat in subgroepen wel gebeurt. Goed nieuws: dat heb je voor een deel zelf in de hand. Zie de volgende tip.

4. Focus de feedback
Laat jouw deelnemers gericht oefenen met een checklist met enkele ‘gedragsaanwijzingen’. Zoveel te concreter je deze checklist maakt en zoveel te minder je in één keer laat oefenen, zoveel te gemakkelijker het is om de deelnemers elkaar feedback te laten geven (in subgroepen) en zoveel te minder tijd het kost.

5. Beperk de mondelinge feedback – gebruik een feedbackbriefje
Niet alles hoeft gezegd te worden. De deelnemer die zojuist geoefend heeft, kan dat toch niet allemaal verwerken. De beste tip die ik kan geven is het gebruik van een feedbackbriefje. Daarop staan enkele gerichte vragen die de deelnemers tijdens of na de oefening kunnen beantwoorden. Zo kan iedereen gericht feedback aan de oefenaar geven, maar hoeft in de mondelinge nabespreking niet alles genoemd te worden.

Het helpt mij daarnaast ook om een timer te gebruiken. Het is heel respectvol naar de groep om na tien minuten een feedbackgesprek te stoppen, zeker als je dat vooraf hebt aangekondigd.

6. Houd de vorm van de oefening zo simpel mogelijk
Soms gaat er best veel tijd verloren met ingewikkelde oefenvormen waarvoor deelnemers zich in een bepaalde rol moeten inlezen. Het is altijd goed om je af te vragen of de oefening nog simpeler kan. Het effect daarvan is dat de instructietijd korter wordt en de deelnemers hun brein volledig kunnen gebruiken om te oefenen, in plaats van om de vorm van de oefening te snappen.

Ik hoop dat deze tips je helpen om de oefentijd in jouw trainingen zo effectief mogelijk te gebruiken!

In de trainersopleiding oefen je met het ontwerpen en uitvoeren van slimme oefeningen in trainingen.

Rollenspellen in trainingen

Er was eens een trainer die een rollenspel wilde doen…

Disclaimer: Alle overeenkomsten tussen dit artikel en situaties in de werkelijkheid berusten niet op louter toeval.

Er was eens een trainer die een rollenspel wilde doen. Na een jarenlange carrière als spreker over ‘gespreksvaardigheden’ besloot de trainer dat het leuk zou zijn om een oefening toe te voegen aan zijn aanbod. Hij vond dat alle wijsheid die hij in urenlange monologen over zijn publiek had uitgestort ook wel eens toegepast mocht worden. Recent wetenschappelijk onderzoek overtuigde hem ervan dat deze aanpassing het leerrendement van zijn bijeenkomsten zou verhogen.

Meteen na deze keuze stond onze trainer al voor een lastig probleem. Zijn lezing zat zo goed in elkaar, dat er eigenlijk geen tijd was om te oefenen. Aangezien zijn volledige wijsheid in de hoofden van de deelnemers geïmplanteerd moest worden, was het echt onmogelijk om iets weg te laten. Maar na een tijdje oefenen wist hij zijn teksten zo snel uit te spreken dat hij een kwartier eerder klaar was. Daarnaast besloot hij het vragenkwartiertje te schrappen. Op die manier bespaarde hij een half uur dat gebruikt kon worden voor een rollenspel.

De première vond plaats op donderdag 18 oktober 2018. De monoloog liep toch nog vijf minuten uit, maar om 16.35 uur was de trainer helemaal klaar voor: Het Rollenspel! Een zichtbare schok golfde door het publiek. Een ingedutte man duwde zichzelf overeind en een vrouw die haar tas al aan het inpakken was bevroor met haar hand nog in haar tas. De spanning was voelbaar. Vroeg de trainer nu echt een vrijwilliger om te oefenen? Het bleef doodstil. “Anders moet ik een vrijwilliger aanwijzen hoor!” zei de trainer met een zenuwachtig lachje.

Gelukkig zat er op de voorste rij een sukkel die de fout maakte de trainer aan te kijken en die onvoldoende assertief was om te weigeren. De collectief ingehouden adem van het publiek ontsnapte weer en de bevroren hand kwam weer uit de tas. Ergens op de achterste rij werd een zak popcorn doorgegeven die moest bijdragen aan het genot van deze finale voorstelling. De deelnemer sjokte trillend het podium op en nam plaats op een stoel. De trainer dimde de lichten in de zaal en nam plaats tegenover de deelnemer.

“Ik ben een cliënt, en jij gaat met mij een gesprek voeren. Je mag alles toepassen wat je vandaag geleerd hebt. Dus begin maar.” Hakkelend deed de man een poging om een gesprek te beginnen met deze cliënt die overigens van een soort was waar hij in de praktijk niet mee werkte. De trainer genoot zichtbaar van zijn rol. Hij leefde zich helemaal in en gaf het begrip ‘lastig gedrag’ een nieuwe en diepere dimensie. Enkele deelnemers in de zaal voelden plaatsvervangende spanning en verdrongen dit met een extra handje popcorn. Andere deelnemers wonden zich zichtbaar op en gaven fluisterend commentaar op de fouten van de deelnemer op de stoel.

Na vijftien loodzware minuten onderbrak de trainer het rollenspel. “Volgens mij duurde dit wel weer lang genoeg. Laten we naar de feedback gaan.” In de zaal gingen meteen wat handen omhoog. Een rijke schat aan kritiek daalde neer op de ineengedoken persoon op het podium. Alle aspecten van verbale, non-verbale en para-verbale communicatie passeerden de revue.  “Je moet het niet als kritiek zien hoor, je kunt er van leren!” Enkele empathische deelnemers voegden hieraan toe: “Wel goed dat je het tenminste probeerde!”

Met een blik op de klok zei de trainer dat het nu toch echt tijd was om te stoppen. Hij bedankte de deelnemers hartelijk voor hun komst en vroeg hen nog even het evaluatieformulier in te vullen dat onder hun stoel lag. Mijmerend staarde hij het vertrekkende publiek na en dacht:  “Ik vond het echt leuk om zo’n rollenspel te spelen. Volgens mij deed ik het best goed. Gaaf ook om te zien hoeveel tips dat weer oplevert. Dat ga ik vaker doen!”

Hoe ziet een goed rollenspel eruit?

Gelukkig heb ik deze groteske voorstelling nooit in het echt gezien, maar alle afzonderlijke onderdelen komen uit de realiteit. Ik heb ze zelf gezien of er over gehoord van deelnemers die het mij vertelden. En om eerlijk te zijn: aan sommige fouten heb ik mij vroeger ook wel eens schuldig gemaakt. Zonder volledig te willen zijn, geef ik je hierbij een een aantal praktische tips die je meteen kunt toepassen. Als je meer wilt weten over het begeleiden van rollenspellen, raad ik je aan om het boek van Karin de Galan te lezen: Zo werken rollenspellen echt. Als je dit ook wilt oefenen, raad ik je aan om de training Rollenspellen ontwerpen en begeleiden te volgen.

  1. Oefeningen bouw je op. Vrijwel niemand is in staat om meer dan twee nieuwe communicatievaardigheden in één keer toe te passen. Voor de meeste trainingen betekent dit dus dat je deelvaardigheden afzonderlijk laat oefenen voordat je ze integreert in een eindoefening. Een eindoefening zonder deeloefeningen is dus zinloos en wordt waarschijnlijk een faalervaring voor de deelnemers.
  2. Gebruik concrete gedragsaanwijzingen. Karin de Galan noemt dit een ‘checklist’. Zo’n checklist bevat heel concreet gedrag dat geoefend gaat worden. Daarop zal dan ook de nadruk liggen bij de feedback die gegeven wordt. Ook de deelnemers krijgen de opdracht om de checklist als uitgangspunt te nemen en niet alles wat ze zien te noemen.
  3. De deelnemer heeft regie. Uiteraard kan de trainer een goed rollenspel ontwerpen. Maar de deelnemer moet, met het oog op de veiligheid maar ook op het nut, altijd enige regie krijgen. Bijvoorbeeld door zelf een oefensituatie te kiezen of door zelf specifieke oefenpunten binnen de checklist aan te wijzen. Ook heeft een deelnemer altijd de mogelijkheid om op de ‘stopknop’ te drukken en uit het rollenspel te stappen.
  4. Iedereen oefent. Natuurlijk kun je iets leren van het kijken naar anderen. Kijken naar een demonstratie is een leerzaam tussenstapje op weg naar het zelf toepassen. Maar observeren kan nooit het zelf oefenen vervangen. Oefeningen zijn dus alleen nuttig als iedereen ze kan uitvoeren. Dat heeft dus consequenties voor de organisatie van je training en het aantal deelnemers/trainers dat je inzet voor een groep!
  5. Denk ook aan andere vormen. Zo’n plenair rollenspel is zeker niet waardeloos, maar er zijn nog zoveel andere vormen te bedenken. Bijvoorbeeld in tweetallen, of subgroepen, of met meerdere oefenaars tegelijk, of een plenair hoefijzer. Meestal zijn deze vormen veel veiliger en leerzamer omdat je de onnodige spanning van het ‘bekeken worden’ reduceert en meer mensen tegelijk kunt laten oefenen.
  6. Feedback is niet hetzelfde als kritiek. Feedback is een beschrijving van het gedrag + het effect + eventuele tips. Of dat ‘positief’ of ‘negatief’ is, laat ik aan de ontvanger over. Zorg dat alle feedback, dus ook de complimenten, zo concreet mogelijk gegeven worden. Bij voorkeur gebaseerd op de checklist met gedragsaanwijzingen. Feedback waarbij de deelnemer begint met ‘Je bent…’ onderbreek ik meestal meteen. Het gaat in een training in de eerste plaats om gedrag, niet om karakter.
  7. Geef je deelnemers een herkansing. Iemand die met een vracht kritiek de training verlaat, zal zich onzeker voelen. En wie zich onzeker voelt, gaat echt niet experimenteren met nieuw gedrag. Geef je deelnemers dus de gelegenheid om iets uit de feedback (één punt maar!) opnieuw toe te passen en help hen om de kans op succes zo groot mogelijk te maken. Dan gaan je deelnemers naar huis met een succeservaring en daardoor vergroot je de kans dat ze dit in de praktijk nog een keer gaan toepassen.
  8. Gebruik een goede acteur. Een goede acteur kan op verzoek het gedrag laten zien waarop geoefend moet worden en kan de interventies van de deelnemer meteen belonen door zijn of haar reactie daarop. Overigens kan dit ook de trainer zijn en ook een deelnemer, maar dan alleen met heel goede instructies. Ook de acteur moet met het hart bij de deelnemer blijven en niet zodanig opgaan in de eigen rol dat het eigenlijk niets meer uitmaakt wat de oefenende deelnemer nog doet.

Als jij met veilige en leerzame rollenspellen wilt werken in jouw trainingen, volg dan de training Rollenspellen ontwerpen en begeleiden.

Heb jij nog andere tips voor een goed rollenspel? Laat ze achter onder dit bericht, dan kunnen andere trainers ze ook lezen. Als je van plan bent één van deze tips toe te passen, laat het hier dan ook weten. Ik ben benieuwd naar het effect.