Trainingen ontwerpen – hoe je dit leuker kunt maken

Het ontwerpen van trainingen vind ik soms saai.

Zit ik daar in m’n uppie naar een scherm te staren met een leeg trainingsplan. En als ik iets saais moet doen, dan is iedere afleiding welkom. Ineens moeten de plantjes water hebben, krijg ik zin om een inspiratiesnack te schrijven of neem ik alle tijd voor een onbelangrijke e-mail. Weer een uur voorbij…

Als je mij kent, verbaast dit je misschien. Arie Speksnijder is die opleider van trainers die altijd roept dat een goed ontwerp zo belangrijk is! Ja klopt. Het is ook belangrijk, maar toch niet altijd leuk. En vaak is de training pas over een paar weken, dus is er ook nog weinig urgentie.

Dit zijn de manieren waarop ik mijzelf help om dat ontwerpen van trainingen leuker te maken en het ook goed te doen.

  1. Trainingen ontwerpen doe ik bijna alleen maar in de ochtenduren. Dan kan ik geconcentreerd werken en ben ik het meest creatief.
  2. Ik pak de namenlijst van de training. Soms zoek ik foto’s van de deelnemers erbij of lees ik intakeformulieren. De deelnemers krijgen een gezicht. Ik raak gemotiveerd als ik echte mensen voor me zie voor wie ik mijn werk doe.
  3. Ik ontwerp in fasen. Ik stop als die fase voorbij is. De eerste fase is bijvoorbeeld dat de doelen helder zijn en dat er een heel globaal programma staat. Op een volgend moment werk ik het plan verder uit en in de derde fase doorloop ik het hele plan nog een keer. Ik speel het af in gedachten en ik maak eventuele werkbladen en een presentatie.

Sowieso wordt het ontwerpen van een training veel makkelijker als je vooraf goed onderzoek doet en duidelijke doelen ontwerpt. Daarna kun je makkelijker keuzes maken wat je wel en niet behandelt en kun je ook gemakkelijker werkvormen kiezen of ontwerpen die passen bij je doel.

In hoofdstuk 3 en 4 van De Trainingsachtbaan kun je lezen hoe je dat kunt doen.

Vragendiarree in een training

Waarom vragendiarree in een training zo schadelijk is en je beter maar één vraag tegelijk kunt stellen.

Een tijdje terug was een vriendin van mij op een congres. Tijdens dat congres werden verschillende lezingen en workshops gegeven. Na één lezing was er een gespreksopdracht in subgroepen. Een foto van die opdracht stuurde ze via Whatsapp naar mij. Ik was verbijsterd.

Ik zal beschrijven wat ik zag. De gespreksopdracht bestond uit veertien regels tekst. In die tekst stond een stelling en daarna ook nog zeven vragen die elkaar overlapten. Sommige vragen moest ik drie keer lezen voordat ik snapte wat de vraagsteller bedoelde en bij andere vragen gaf ik het na vijf keer lezen op.

Waarschijnlijk kun je wel voorspellen wat er in die groepjes gebeurde. Inderdaad, die vriendin vertelde me dat het gesprek alle kanten op ging. Niemand probeerde serieus één voor één al deze vragen te beantwoorden. De meest extraverte en dominante personen begonnen te oreren over één van de vragen – en over zichzelf – en de rest van de groep knikte of babbelde mee.

Ik noem dit vragendiarree. En dat is besmettelijk. Want je krijgt dan ook antwoordendiarree van de deelnemers. Of obstipatie omdat de deelnemers geen idee hebben waar ze antwoord op moeten geven.

Ik stel me zo voor dat de spreker, zonder enige remming of sturing, iedere vraag opschreef die bij hem boven kwam. Door de hoeveelheid en door de vage formuleringen werd het een chaos die een goed (leer)gesprek eerder belemmert dan stimuleert. En dat zie ik in trainingen ook wel eens gebeuren. Trainers die interactie willen met- of tussen de deelnemers en dan verschillende vragen tegelijk stellen. Als je goed luistert, dan merk je dat de trainer de vraag eigenlijk hardop denkend aan het formuleren is en dus zelf ook nog niet goed weet wat ie wil vragen.

Herken je dat bij jezelf? Dan ben je in goed gezelschap. Het is mij al zo vaak overkomen. Je kunt dit echter vrij gemakkelijk voorkomen.

  1. Bepaal vooraf welk doel je wilt bereiken met de interactie.
  2. Bepaal vooraf met welke vraag of stelling je dat doel zou kunnen bereiken.
  3. Als je meerdere vragen hebt gedacht, durf jezelf dan te beperken en stel slechts één vraag.

Een goede voorbereiding is dus méér dan het halve werk. De kwaliteit van de interactie in jouw trainingen heb je voor een groot deel zelf in de hand.

In de training Doelgericht Interactie Begeleiden ga je ontdekken dat er tenminste twaalf soorten interactiedoelen zijn. Bij ieder doel horen andere vragen. Als je reflectie wil stimuleren bij je deelnemers is het bijvoorbeeld heel belangrijk dat je een open vraag stelt die die reflectie ook echt op gang brengt. Als je voorkennis wilt activeren, stel je vragen die die voorkennis oproepen. En als je de deelnemers vanuit hun ervaringen tot ‘abstracte begripsvorming’ wilt laten komen, vraagt dat een heel specifieke volgorde van verschillende soorten vragen.

De vraag die je stelt, stuurt het antwoord dat je krijgt. Breng je deelnemers niet in verwarring met vragendiarree, maar bedenk vooraf doelgerichte vragen. En geef hen daarna even denktijd, voordat ze in gesprek gaan met elkaar.

Wil je hier meer over leren, dan ben je hartelijk welkom in mijn trainersopleiding of in de driedaagse training Doelgericht Interactie Begeleiden voor ervaren trainers.

Gedragsverandering in de kat-hondrelatie

We hebben een probleem in huis. Onze hond Odin vindt onze poes Amy geweldig, maar Amy is niet zo gecharmeerd van de enthousiaste manier waarop Odin dat laat merken. Als Odin de keuken binnenkomt, schiet Amy als een raket door het kattenluikje naar buiten. Erg stimulerend voor Odin om daar achteraan te rennen. Altijd te langzaam overigens.

Het is nog niet echt fout gegaan, maar we merken wel dat Amy zich in huis niet meer veilig voelt. En een blinde hond door een uithaal van Amy is ook een triest vooruitzicht. Na een aantal gedwongen mediationsessies zijn we tot de conclusie gekomen dat gedragsverandering voor beide partijen lastig gaat worden en we beter de status quo maar zo aangenaam mogelijk kunnen maken.

Nu sliep Amy al vaak op één van de keukenstoelen. Alleen kon Odin haar daar zien liggen. Nu heb ik een doos gemaakt waar Amy in kan liggen. Die doos heeft een opening waar Amy doorheen past maar die Odin niet kan zien. Na wat Motiverende Gespreksvoering besloot Amy haar nieuwe onderkomen in gebruik te nemen. En daar ligt ze nu af en toe, in alle rust. Zelfs als Odin in de keuken is.

De moraal van dit verhaal?

Soms is een training helemaal geen slimme oplossing. Het kost veel energie en tijd terwijl er soms ook effectievere manieren zijn om het gewenste resultaat te bereiken. Soms kun je beter de kantine wat leuker en lekkerder inrichten, in plaats van medewerkers te trainen hoe ze meer contact met hun collega’s kunnen krijgen. Soms is het beter om een incompetente medewerker te ontslaan in plaats van deze naar een training te sturen. (Ja: ook beter voor de medewerker zelf.) Soms kun je medewerkers beter een stiltekantoor geven, in plaats van ze naar een training Timemanagement te sturen.

Maar hoe maak je die keuze dan of je wel of niet gaat trainen?

Dat is maatwerk, maar de volgende criteria helpen mij altijd om dit vast te stellen. Je zet een training in…

  • … als er gedragsverandering nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. (Soms is het veranderen van de omgeving voldoende en dan is er dus geen training nodig.)
  • … als oefenen noodzakelijk is voor het leren van dit gewenste gedrag. (Niet elk nieuw gedrag hoeft geoefend te worden.)
  • … als je mag aannemen dat oefening wat oplevert binnen de beschikbare tijd. (Complex gedrag dat diep verankerd is in de persoonlijkheid, verander je niet in twee trainingsbijeenkomsten.)

Eigenlijk is dit dus een pleidooi om wat minder vaak te trainen.

Maar als je gaat trainen, doe het dan goed. Neem de tijd voor het ontwerpen en neem de tijd voor de uitvoering. Gedragsverandering bereik je niet met een presentatie over communicatietechnieken en een oefening van tien minuten.

Ervaren is niet hetzelfde als oefenen

Welke werkvorm kies je?

Behandelen doe je in het ziekenhuis – oplossingen voor trainers met keuzestress die wél werken

Leerwensen van deelnemers – vraag er liever niet naar