Er zijn veel misverstanden over omgaan met weerstand in trainingen. Soms zijn het zelfs diepgewortelde overtuigingen. Op deze pagina vind je er een aantal. Door deze misverstanden te kennen, kun je beter leren omgaan met weerstand in trainingen.
Wil je meer leren over omgaan met weerstand in trainingen? Wil je leren hoe je al jouw deelnemers nog meer kunt motiveren? Meld je dan aan voor de training Motiverend Trainen.
Misverstand 1: Weerstand is een eigenschap van een deelnemer.
“Je hebt deelnemers die willen veranderen, en deelnemers die altijd in de weerstand zitten. Dat zijn lastige mensen om in een training te hebben.”
Wij ervaren de ene deelnemer als ‘lastiger’ dan de ander. Sommige mensen laten hun bezwaren duidelijker merken dan anderen, en sommige mensen hebben misschien ook vaker bezwaren dan anderen.
Als we weerstand een karaktertrek noemen, dan zeggen we daarmee dat het moeilijk beïnvloedbaar is. Uit talloze onderzoeken blijkt echter dat iedereen zich wel eens verzet tegen verandering, en dat de mate van weerstand sterk beïnvloed wordt door de relatie met degene die de veranderende persoon begeleidt. Als trainer heb je dus heel veel invloed op weerstand, en die invloed kan twee kanten op werken. Misschien heb jij de weerstand van jouw deelnemers voor een deel wel aan jezelf te danken! Een ongemakkelijke waarheid, maar het goede nieuws is dat je er dus ook iets aan kunt doen!
Misverstand 2: Ik heb geen tijd om mensen te motiveren.
“Moet je kijken hoeveel leerstof ik moet overdragen. En daar heb ik maar één dag voor. Als ik dan ook nog rekening moet houden met weerstand, en deelnemers moet motiveren, dan kom ik aan de inhoud niet meer toe.”
Deze overtuiging is misschien wel het meest herkenbaar. En ik herken hem bij mijzelf ook. Soms worden trainingsprogramma’s door jou, of door je opdrachtgever, zo vol gepropt, dat je weinig anders kunt doen dan zo snel mogelijk de inhoud over de hoofden van de mensen uitstorten. Aan het eind van de dag heb je dan alles verteld wat je moest vertellen.
En als je dat doet, draag je bij aan het beeld dat trainingen niets opleveren. Zulke trainingen leveren inderdaad weinig op. Gedragsverandering kost tijd. Als trainers moeten we ons dus niet gek laten maken. We moeten aan opdrachtgevers en deelnemers, maar vooral aan onszelf, duidelijk maken dat ‘iets vertellen’ nog iets heel anders is als ‘mensen trainen’.
Aandacht besteden aan weerstand en motivatie kan echter ook heel veel tijd opleveren. Als je weerstand negeert, gaat het ondergronds verder, en belemmert het je hele training. Door eerst te investeren in de motivatie, gaat de rest van de training soms stukken sneller!
Misverstand 3: Weerstand moet je breken.
“Ze proberen je altijd uit. Deelnemers moeten gewoon even weten wie er de baas is. Weerstand? Daar ben ik niet bang voor. Ik praat ze zo onder de tafel. En als ze dan nog steeds denken dat ze kunnen sputteren, dan heb ik een paar mooie oefeningetjes om ze te laten voelen wat ze nog moeten leren. Dan dimmen ze wel.”
Deze overtuiging heeft vaak iets te maken met karakter of opvoeding. Als je van jezelf al competitief bent, zul je weerstand sneller als een aanval zien.
Alsof het een wedstrijd is waarbij iemand ‘wint’ en iemand ‘verliest’. En als trainer wil je dan natuurlijk de winnaar zijn. Op deze manier krijg je misschien een winnaarsgevoel, maar je helpt er je deelnemers niet mee. Uiterlijk lijkt hun weerstand gebroken, maar van binnen haakt de deelnemer waarschijnlijk af. De weerstand is dus niet gebroken, maar alleen maar ondergronds gegaan.
Misverstand 4: Confrontatie is de beste leermeester.
“In trainingen ga ik op zoek naar de pijnpunten van mijn deelnemers. Ik confronteer ze met wat ik zie. Dat is de enige manier om mensen in beweging te krijgen.”
Confrontatie is soms een goede leermeester. Dat klopt. Maar het is niet genoeg. Confrontatie helpt je om de ‘pijn’ te ervaren, de dingen die nog niet in orde zijn. Dat is een aanleiding voor gedragsverandering. Maar confrontatie alleen is niet genoeg. Uit onderzoek blijkt dat mensen na een confrontatie alleen maar veranderen als ze weten wat ze kunnen veranderen, het belang van die verandering inzien, vertrouwen in hun verandervermogen hebben, en als ze voldoende veiligheid en steun ervaren. Trainers die alleen maar confronteren, roepen onnodige weerstand op, met als gevolg dat de bereidheid om te veranderen alleen maar afneemt.
Uit onderzoek onder alcoholverslaafden bleek dat een confronterende behandeling leidde tot verergering van de verslaving. De pijn nam toe, en daarmee ook de behoefte om weg te vluchten en te verdoven.
Misverstand 5: Ik weet wat goed is voor mijn deelnemers.
“Deelnemers met weerstand moet je gewoon nog een keer goed uitleggen dat ze het bij het verkeerde eind hebben. Ik weet al zoveel van dit onderwerp, en ik heb deze training al zo vaak gegeven. Ik weet gewoon dat ze beter naar mij kunnen luisteren. En dat leg ik ze dan ook uit.”
Het zou best kunnen dat je gelijk hebt. Maar ‘gelijk hebben’ is nog iets anders dan ‘gelijk krijgen’. Door deze overtuiging respecteer je de autonomie van de deelnemer niet. En het gevoel van autonomie is één van de belangrijkste pijlers van motivatie. Als je echt gelijk hebt, dan moet je jouw deelnemers helpen om dit zelf te ontdekken.
Kijk ook eens naar jezelf. Jij verandert toch ook alleen maar als je zélf tot de conclusie bent gekomen dat dit nodig is. En niet, of slechts met tegenzin, omdat een ander zegt dat het goed voor je is?
Misverstand 6: Als ik het verteld heb, heb ik mijn plicht gedaan. Veranderen moeten ze zelf doen.
“Wat een deelnemer ermee doet, moet hij zelf weten. Als trainer breng ik gewoon mijn boodschap, daar word ik voor betaald. Meer kan ik ook niet doen. Sommigen doen er iets mee, sommigen niet. Dat zij dan maar zo, daar ben ik niet verantwoordelijk voor!”
Een trainer die zo denkt, neemt het trainersvak niet serieus. De kern van ons vak is dat je jouw deelnemers begeleidt bij gedragsverandering. Kennis kan men overal opdoen. Jij bent degene die deelnemers helpt om die kennis zich eigen te maken, en toe te passen in hun werk of leven. Natuurlijk heb je daar geen volledige controle over, maar wel veel meer invloed dan je denkt.
Trainers die zo spreken, reageren soms uit onmacht. Soms weten ze niet wat ze nog meer kunnen doen om deelnemers te motiveren. En dat is frustrerend. Uit zelfbescherming maak je door deze overtuiging jouw taak wat kleiner. Op deze manier wordt het risico kleiner dat je faalt.
Misverstand 7: Technieken werken niet, je moet gewoon jezelf zijn.
“Die technieken om op weerstand te reageren zijn zo onnatuurlijk. Ik vind het belangrijk om gewoon mezelf te zijn. Dus ik ga daar niets mee doen.”
Deze overtuiging lijkt heel mooi. We willen toch allemaal graag authentiek zijn? Toch is dit een belemmerende overtuiging om anders te leren reageren op weerstand. Deze overtuiging zorgt er namelijk voor dat je vasthoudt aan wat bekend voor je is. Laten we eerlijk zijn: alle communicatievaardigheden hebben we ooit aangeleerd. Als dreumes zeiden we ook niet tegen onze ouders: “Mijn gebrabbel is veel authentieker.”
Uiteraard voelen nieuwe technieken eerst wat onnatuurlijk aan. Het zijn net nieuwe schoenen. Ze knellen nog een beetje, en moeten nog ingelopen worden. Maar je koopt ze toch, omdat je weet dat je oude schoenen niet meer deugen.
Laat ik voor mijzelf spreken: De communicatietechnieken van Motiverende Gespreksvoering hebben mij juist geholpen om méér mezelf te zijn. Het zijn technieken waarmee ik kan uiten wat ik belangrijk vind. Het zijn technieken waarmee ik bijvoorbeeld respect toon voor de autonomie en de verantwoordelijkheid van de deelnemer. Dat vond ik altijd al belangrijk, maar mijn communicatietechnieken waren daar vroeger nog niet op afgestemd. Als je het zo bekijkt kunnen technieken je dus ook helpen om juist dichter bij jezelf te komen.
Misverstand 8: Je moet alleen gemotiveerde mensen trainen
“Het trainen van ongemotiveerde mensen is zinloos. Weggegooide energie. Bij mij is het: ‘graag of helemaal niet!’ Wie niet gemotiveerd is, is niet welkom, of kan alsnog vertrekken.”
Een trainer die dit zegt, en ook doet, beschermt zichzelf. Zo’n trainer selecteert deelnemers op hun motivatie, en daarmee vergroot je de kans op resultaat. Dat lijkt dus een nuttige overtuiging…
In werkelijkheid zijn maar weinig deelnemers vooraf echt al overtuigd dat ze willen veranderen. Ze zijn ‘ambivalent’. Of ze daadwerkelijk gaan veranderen, laten ze afhangen van wie jij bent, en van wat je vertelt. Je hebt dus in de training veel meer invloed dan je denkt.
Door deze overtuiging beperk je jezelf enorm. Eigenlijk zeg je dan dat je maar een heel kleine groep mensen wilt helpen. En dat zijn de mensen die jou het minst nodig hebben. Heel gemotiveerde mensen veranderen vaak zonder hulp van een trainer ook wel.
Het begeleiden van gedragsverandering is de kern van het trainersvak. En weerstand is nu eenmaal onlosmakelijk verbonden met gedragsverandering, dus dat kun je als trainer niet negeren!
Misverstand 9: Een trainer moet overal antwoord op hebben.
“Als deelnemers kritische vragen stellen, dan probeer ik ze zo snel mogelijk antwoord te geven. Als trainer moet ik natuurlijk alle kritiek kunnen weerleggen, want ik ben de deskundige.”
Dit is een diepe overtuiging die bij veel trainers leeft, maar zelden hardop wordt uitgesproken. We weten allemaal dat het niet zo is, maar toch voelen we het soms wel zo. Dit gevoel zorgt ervoor dat je zenuwachtig wordt als er kritiek komt. De deelnemer kan achterover leunen en kritische vragen stellen, en als trainer ga je heel hard aan het werk.
Het kan geen kwaad om af en toe hardop tegen jezelf te zeggen dat je niet alles kunt weten. Dat moeten jouw deelnemers gewoon accepteren. (En dat doen ze doorgaans ook.) Soms zijn kritische vragen ook een uiting van weerstand. De deelnemers stelt een inhoudelijke vraag, maar achter die vraag zit kritiek op de methode, of kritiek op jou. In zo’n situatie kun je iets zeggen over de vraag achter de vraag, en niet op de inhoud van de vraag ingaan. Hoe goed je antwoord ook is, als de echte weerstand niet weggenomen wordt, geef je nooit een antwoord dat goed genoeg is.
Misverstand 10: Als je weerstand de ruimte geeft, raak je de controle kwijt.
“Soms merk ik aan het begin van een training dat er wat weerstand is. Ik probeer dat het liefste te negeren. Als je daar ruimte aan geeft, dan gaat de beerput open. En ik weet echt niet wat ik daarmee moet.”
Deze overtuiging zie je bij trainers die vooral verstand hebben van de inhoud van de training. Groepsprocessen en interactie zijn voor hen lastige bijzaken.
Meestal komt dat door onervarenheid of door angst. Deze overtuiging is belemmerend, omdat weerstand die geen ruimte krijgt, blijft bestaan. De hele training blijft er bij de deelnemers dan een blokkade, waardoor ze niets doen met wat jij vertelt. Juist door weerstand ruimte te geven, neem je het weg, en maak je de weg vrij om te leren. Uiteraard is het dan wel belangrijk dat je weet hoe je dit kunt begeleiden, en weer af kunt sluiten, zodat je daarna weer verder kunt met je training.
Welke van deze misverstanden herken jij?
Iedere trainer die eerlijk is, herkent wel eens zo’n overtuiging bij zichzelf. Niet altijd in de vorm van een hardop uitgesproken mening, maar meestal in de vorm van gewoontegedrag.
Het is mogelijk om deze overtuigingen te veranderen. En het is mogelijk om effectief te leren omgaan met weerstand in trainingen, zodat trainen effectiever en leuker wordt. Voor jou, maar ook voor jouw deelnemers!
Wil je graag een training volgen waarin je leert hoe je weerstand kunt voorkomen en jouw deelnemers kunt motiveren? Volg dan de training Motiverend Trainen